Inleiding
In tal van Godsdiensten wordt verwacht dat de mensen, met veel moeite, hun krachten inspannen om op te stijgen naar de Godheid toe. Bedevaarten, boetedoening, offers, wierook, meditatie, vasten, gebeden opzeggen, onder allerlei vormen, zoals gebedsmolens, paternosters, al dat soort dingen worden gedaan om de Godheid, die de mensen willen vereren, tevreden te stellen, de mensen welgevallig te zijn.
Grote gebouwen, die men kerken, kathedralen, tempels, moskeeën of wat dan ook noemt, worden opgericht om het uitoefenen van een godsdienst mogelijk te maken.
Denk maar aan al de prachtige kathedralen die ons land telt, denk maar aan de Notre Dame in Parijs, denk maar de Dom in Keulen, denk maar aan de beroemde kathedraal in Straatsburg en de Al Acsa moskee in Jeruzalem, denk maar aan de prachtige boeddhistische tempels, hindoe-tempels, denk maar aan de enorme tempels door de Grieken en de Romeinen gebouwd voor de Godheden als Zeus, Jupiter, denk maar aan de tempel ter ere van de godin Artemis in Efeze.
Alles werd gedaan opdat de mens door middel van de erediensten, met vertoon van grootse ceremoniën, zich zou kunnen verheffen om in de nabijheid, zoniet in de tegenwoordigheid van een godheid te komen.
A contrario, de Bijbel onderwijst ons een heel andere manier van doen. De Schrift verklaart heel duidelijk dat de mens, vanwege zijn natuur, onmogelijk tot bij God kan komen. Daar zijn verschillende redenen voor.
God is een heilige God. De profeet Jesaja drukt het duidelijk uit: ‘heilig, heilig, heilig is de Here der Heerscharen, de ganse aarde is vol van Zijn heerlijkheid [Jesaja 6:3]. ‘De Here, uw Verlosser, de Heilige van Israël’ [Jesaja 43:14]. ‘Ik, de Here, uw Heilige… uw Koning’ [Jesaja 43:15].
Daartegenover is de mens een zondig wezen, en bijgevolg, verhinderd om in de tegenwoordigheid van de Heer te komen. ‘Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid van God’ (Romeinen 3:23). De profeet Habakkuk drukt het zo uit: ‘Gij, die te rein van ogen zijt om het kwaad te zien, en die het onrecht niet kunt aanschouwen…’ (Habakkuk 1:13)
Een andere reden is wat we vinden in het evangelie van Johannes. Johannes 4:24 – ‘God is Geest en wie Hem aanbidden moeten aanbidden in geest en waarheid.’ Dat vraagt enige verklaring. We gaan terug naar de eerste bladzijden van de Bijbel, het boek Genesis 1:26 – ‘God zeide: laat ons mensen maken naar ons beeld als onze gelijkenis.’ Het is duidelijk dat we deze zin letterlijk moeten nemen, anders zouden we geen mensen zijn, maar geesten. Het beeld van een geest kan de mens ook niet zijn, want een geest is iets onstoffelijk. Het enige wat ik daaruit zou kunnen begrijpen is dat het iets is wat met gevoeligheid te maken heeft, en dan nog zou ik liever spreken over de ziel van de mens. Er is dus iets gebeurd, wat ik in het volgende hoofdstuk wil proberen duidelijk te maken.
– geschreven door Jacques Vankeirsbilck.