Vervulde hoop, Vernieuwde hoop
Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: de wet is
door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen.
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan
het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.
Johannes 1.16-18
Zoon van God: Psalm 2.7 Johannes 1.14, 3.16
Redder: Jesaja 42.5-7 Matthëus 1.21
De weg voorbereid: Jesaja 40.3-5 Matthëus 3.1-3
Leraar: Psalm 78.2-4 Matthëus 13.34-35
Verlosser en Genezer: Jesaja 61.1-3 Lucas 4.16-21
De koninklijke intocht: Zacharia 9.9 Matthëus 21.1-11
Doorboord voor onze overtredingen: Jesaja 53.5 Lucas 22.33
De opstanding: Psalm 16.9-10 Matthëus 28.2-7
De Gerechtigde: Jeremia 23.5-6 2 Korinthiërs 5.11
Hij komt terug: Jesaja 9.7 Openbaring 19.11-16
U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God.
Kolossenzen 3.3
Zo waar God trouw is, wanneer ik ja tegen u zeg bedoel ik ook ja, niet nee.
De Zoon van God, Jezus Christus, die wij – ikzelf en Silvanus en Timoteüs –
aan u verkondigd hebben, was immers ook niet iemand die ja zei en nee
bedoelde. Hij belichaamt het ja. In Hem worden alle beloften van God
ingelost; en daarom is het ook door Hem dat we amen zeggen, tot Gods eer.
Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft
gezalfd.
2 Korinthiërs 1.18-21
ook dan zou het duister voor U niet donker zijn – de nacht zou oplichten als
de dag, het duister helder zijn als het licht.
Psalm 139.12